Auteur: Arend Arends |
Versie: 31 juli 2019 |
De geschiedenis van het Huis Ter Hansouwe wordt uitvoerig beschreven in Huizen van Stand en in het in 2013 verschenen boek Huis Ter Hansouwe (auteur Bertus Boivin). Het huis is gelegen op de Achterste Horst in Peize nabij het Eelderdiep. In de 19de eeuw is een gedeelte van de schuur afgebroken en is er een dwarsschuur aangebouwd. Omstreeks 1980 is het huis grondig gerestaureerd door de nieuwe eigenaar mr. Overdiep, oud-president van de Rechtbank in Groningen.
In de 15de eeuw is het huis in het bezit van de adellijke familie Lewe, die omstreeks 1529 op het Huis te Peize gaat wonen, dat het recht van havezate krijgt. Bij de verdeling van de Peizer marke in 1578 krijgt Joost Lewe in totaal 4,25 van de 42 buurdelen toegewezen. Na zijn overlijden wordt zijn dochter Oede in 1590 eigenares van Ter Hansouwe. Ondanks een verzoek daartoe aan Ridderschap en Eigenerfden krijgt zij geen vrijdom van belasting. Na haar overlijden omstreeks 1627 wonen er alleen meiers op het huis. In 1700 wordt Ter Hansouw verkocht aan gedeputeerde Johan Sichterman. In 1732 verkopen de erfgenamen van zijn weduwe het huis en blijft het huis tot ongeveer 1800 gezamenlijk bezit van de families Nijsingh uit Eelde, later Van Gesseler en Modderman, en Ketel en Willinge uit Peize.
In de grondschatting 1630 wordt Gerrit op de Hansouwe genoemd als meier. Dit is Gerrit Roelofs, die ook in de periode 1641-1654 wordt vermeld wanneer diverse registers worden opgesteld ten behoeve van de grondschatting. Zoon Roelof Gerrits koopt omstreeks 1650 een huis dat later bekend staat als het huis bij Louwenhek, gelegen aan het begin van de Brusselseweg, zie bij 8.
In het Haardstedenregister 1672 wordt Gerrit Roelofs of zijn gelijknamige kleinzoon vermeld. Deze kleinzoon Gerrit Roelofs trouwt in 1677 met Grietje Schuiringe, dochter van Jan Schuiringe Haange en Ameltien Homan, zie Schuiringe (2) en in 1680 met Jeichien Ebbinge, dochter van Frerik Ebbinge en Aaltien Wolters, zie Ebbinge (2).
In 1697 procedeert Roelof Luinge, verwalter schulte, als hoofdmomber over de nagelaten kinderen van wijlen Gerrijt Roelofs en Jeijchjen Ebbinge tegen Ameltjen Homans, weduwe van de Ette Jan Schuiringe Haange en zijn zoons Barelt en Roelof Schuiringe. Tussen Gerrijt Roelofs en zijn eerste echtgenote Grietjen Schuiringe, dochter van wijlen de ette Jan Schuiringe zou een huwelijkscontract zijn opgemaakt op 7 maart 1677 waarin een morgengave is vastgesteld van 1000 gld., vervolgens volgens contract van 4 januari 1680 aan hem en zijn kind door Barelt en Roelof Schuiringe beloofd te betalen 700 gld.
Uit het tweede huwelijk trouwt dochter Hendrikje Gerrits in 1708 met Bartelt Allers, zie 23. Bartelt Allers is in 1715 boekhouder van de armenkas in Peize. Bartelt en Hendrikje overlijden respectievelijk in 1733 en 1739 zonder kinderen na te laten.
Dochter Jantien Gerrits trouwt omstreeks 1715-1720 met Jasper Buirema. Jasper Buirema woont later in het huis bij Louwenhek, dat in 1808 wordt vermeld bij de erfenis van Grietje Wolters, weduwe van zoon Jan Buirema.
Dochter Jesina Gerrits trouwt in 1717 met Lambert Eleveld, zie 82.
Jeichien Ebbinge hertrouwt in 1696 met Albert Schuiringe Lunsche uit de tak Peizerwold, zie Lunsche (2). Zij blijven hier waarschijnlijk wonen. In een lijst van personen die worden ingelicht over het overlijden van gedeputeerde Warmold Lunsingh in 1708 komt o.a. voor “d’E Albert Schuiring op de Hansouw” (Nieuwe Drentse Volkalmanak 1939, p. 52 e.v.). De moeder van Jeichien Ebbinge, Aaltien Wolters, was een nicht van deze Warmold Lunsingh.
Hun dochter Grietien Lunsche trouwt later met Jan Reinders Lunsche, zie Lunsche (1), huis 3. Zoon Roelof Lunsche is de latere koster en schoolmeester, zie 118.
De kinderen van Jantien Gerrits en Jesina Gerrits evenals Roelof en Grietien Lunsche erven in 1754 van Abeltien Ebbinge, dan getrouwd met dominee Helperus Helperi in Siddeburen volgens een rechtszaak aangespannen door een andere erfgenaam. Abeltien is vermoedelijk een zuster van Jeichien.
In het Haardstedenregister 1742 wordt Jan Buiringe vermeld als meier van Ter Hansouwe, in 1754 zijn zoon Hindrik Buiringe, die in 1733 is getrouwd met Annechien Hindriks. Zij wordt in 1764 en 1774 vermeld als weduwe Hindrik Buiringe. Behalve Hindrik wonen ook zijn broer Dries en zuster Geertien op Ter Hansouwe. Zij worden een aantal malen vermeld als verstrekkers van geldleningen. Zij overlijden respectievelijk in 1759, 1763 en 1776.
Het aantekeningenboek van Jan Willinge, een van de eigenaren, vermeldt in 1765: “Ter Hansou de 4de portie...verhuird aan Geertyn Buringe en haar Broeders kinderen”. Andere kinderen van Jan Buiringe wonen in Bunne en in Groningen.
Van de kinderen van Hindrik Buiringe trouwt dochter Trijntje in 1763 in Baflo met de schoolmeester aldaar, Aldert Hazelhoff.
Dochter Egberdina trouwt in 1756 met Aldert Alberts en dochter Jantien trouwt in 1768 met Steven Alberts (Bakker), beiden zoons van Albert Hindriks en Annegien Allers, afkomstig van de Voorste Horst, zie 5. De kinderen van Aldert Alberts en Egberdina nemen later ook de naam Buiringe of Boeringe aan. Aldert Alberts overlijdt begin 1784. In dat jaar wordt zijn weduwe vermeld op Ter Hansouwe, evenals in 1794. Dan moet zij waarschijnlijk de huur opgeven, want in het aantekeningenboekje van Jan Willinge staat ook: "In 1794 namelijk had de toenmalige meier, de weduwe Allert Alberts, uitstel van betaling aangevraagd omdat zij de huur niet kon voldoen."
De nieuwe huurders zijn Roelof en Lammert Roelofs, die al in 1804 worden aangeduid met de familienaam Brink en in 1807 eigenaren worden van de boerderij. Zij zijn geboren in Roden en kinderen van Roelef Hindriks Brink en Annechien Roelofs Smeenge. Roelf Roelfs (Brink) is in 1798 in Roderwolde getrouwd met Harmtien Roelofs (afkondiging in Roden). Hun zoon Roelof Brink trouwt in 1821 met een kleindochter van Egberdina Buiringe, Egberdina Alberts Buiringe.
In 1812 is huisnummer 2 gereserveerd, maar wordt niet gebruikt.
Halverwege De Horst bevindt zich de Middelste Horst, met een noordelijke en een zuidelijke boerderij. Voor het noordelijke huis zie nr. 6. Blijkens een aantekening in het register van de grondschatting Peize 1654 wordt het ene (zuidelijke) huis dan bewoond door Abel Lunsche en is het andere (noordelijke) huis nieuw gebouwd door zijn broer Reinder Lunsche, waarbij ook een deel van de oude schuur is gebruikt (of daarvoor in de plaats gekomen). Daarvoor woonden hier ook Lunsches, vader Jan Lunsche wordt vermeld in de grondschatting 1630. Er wonen dan 8 personen in het huis. Bij de markeverdeling van Peize in 1578 wordt Lambert Lunsche vermeld, die vermoedelijk de vader is van Jan Lunsche. Reinder en Abel Lunsche zijn halfbroers, zie hieronder. Zij hebben een zuster Lambertien Lunsche, omstreeks 1630 getrouwd met Reinder Jansen Cluivinge uit Paterswolde. Er zijn later rechtszaken omdat Lambertien niet haar volle portie uit de ouderlijke goederen uitbetaald heeft gekregen.
Abel Lunsche trouwt omstreeks 1645 met Marchien Schuiringe, dochter van de eerdere schulte van Peize Jan Schuiringe en Catharina Luinge. Zij hebben twee zoons, Jan Lunsche en Jan Schuiringe geheten, waarvan de eerste in 1700 in Groningen woont. Zij worden dan samen aangeklaagd door de zoons van Lambertien Lunsche.
Zoon Jan Schuiringe Lunsche trouwt met Wemeltien Snetlage en woont in 1693 vermoedelijk in het dorp Peize, dus niet op de Horst, waar zijn vader Abel Lunsche woont in een kamer bij zijn meier. Na zijn overlijden in 1704 hertrouwt Wemeltien Snetlage in 1710 in Groningen als weduwe Jan Lunsingh Schuiringh. De andere zoon Jan Lunsche trouwt in 1693 met Roelofje Lunsche, dochter van Allert Lunsche en Grietien Schuiringe uit Peizerwold. Hij is in 1715 getuige bij het sluiten van het huwelijkscontract van zijn halve neef Jan (Reinders) Lunsche en Grietien Lunsche.
Reinder Lunsche, eigenaar van het noordelijke huis, is voor 1639 getrouwd met Maartien Ottens en heeft als zoons Jan Lunsche en Otto Lunsche, die in het Haardstedenregister van 1691-1694 worden vermeld. Otto Lunsche trouwt in 1710 met Gesien Ebbinge, vermoedelijk een dochter van Hindrik Ebbinge en Roelofje Hiddinge, zie huis 129. Hindrik Ebbinge is een broer van Abeltien en Jeichien Ebbinge, zie hieronder. Otto Lunsche overlijdt omstreeks 1715 kinderloos. Broer Jan Reinders Lunsche wordt dan aangemaand aangifte te doen van de erfenis. Gesien Ebbinge hertrouwt in 1715 in Groningen met Roelof Luinge, brouwer en zoon van de verwalter-schulte Roelof Luinge en Arentien Roelofs, zie 66. Zij hertrouwt in 1719 met Jacobus Hartgers. De man van haar dochter Roelina Luinge, Albert Bosch uit Ulrum, is later partij in verschillende erfeniskwesties.
Jan Reinders Lunsche trouwt in 1669 met Aaffien Abbring uit Noordlaren en omstreeks 1680 met Jantien Buiting, dochter van Otto Buiting en eerder getrouwd met Roelof Bloemers en met Jan Nijsing uit Westerbork. In 1715 trouwt hij nogmaals, zie hieronder.
Uit het eerste huwelijk wordt Lucas Lunsche geboren, die als mombers heeft Jan en Otto Lunsche, vermoedelijk de neef en broer van zijn vader Jan Lunsche. Lucas trouwt in 1704 met Abeltien Ebbinge, de zuster van Jeichien Ebbinge, getrouwd met Gerrit Roelofs en met Albert Schuiringe Lunsche uit Peizerwold, maar na zijn huwelijk wonend op de Achterste Horst, zie ook bij 1. Na het kinderloos overlijden van Lucas Lunsche hertrouwt Abeltien Ebbinge in 1719 met dominee Helperus Helperi in Siddeburen.
Jan Reinders Lunsche trouwt in 1715 met Grietien Lunsche, dochter van Albert Schuiringe Lunsche en Jeichien Ebbinge, zie 1, waarmee hij oomzegger zou zijn van zijn zoon Lucas indien deze nog geleefd had. Deze familierelaties komen uitgebreid aan de orde bij latere erfeniskwesties.
In 1742 wordt Grietien Lunsche vermeld als eigenares van het noordelijke huis, zie bij 6. Janna Lunsche, dochter van Jan Lunsche en Grietien Lunsche is dan eigenares van het zuidelijke huis.
Grietien Lunsche is in 1739 hertrouwd met Steven Ebbinge, vermoedelijk een zoon van Jacob Ebbinge en Marchien Schuiringe. In de genealogie Lunsche in DGJ 1995 wordt beschreven dat het echtpaar verschillende goederen moet verkopen om hun schulden te kunnen aflossen. In 1747 vraagt Grietien Lunsche om voogden over haar boedel aan te stellen omdat Steven Ebbinge door verkwisting en dwaze koopmanschap de boedel verminderde en met schulden bezwaardde. In 1750 vraagt zij scheiding van tafel en bed. Steven Ebbinge woont in 1754 in de kamer en overlijdt in 1761. Grietien Lunsche woont in 1754 in huis 16. Zij overlijdt in 1768.
De Geneaogie Lunsche geeft ook een uitvoerige beschrijving van de levensloop van Janna Lunsche, die in 1749 trouwt met Roelof Allerts Luinge, zie bij 66, maar kort na de geboorte van hun dochter Janna Margaretha Luinge in 1759 verwikkeld raakt in een proces met haar echtgenoot, die scheiding van tafel en bed eist omdat het kind in overspel zou zijn verwekt. Het laatste wordt niet bewezen geacht, maar de scheiding van tafel en bed wordt wel uitgesproken en Janna moet het kind zelf onderhouden.
Dochter Janna Margaretha Luinge trouwt in 1788 met Steven Ebbinge, zoon van Barteld Ebbinge en Alina Ebbinge, die al in 1789 kinderloos overlijdt. Zij hertrouwt rond 1797 met Geert Jans Rabbens uit Paterswolde, weduwnaar van Jantien Lammerts. In december 1798 wordt dochter Janna Geerts Rabbens geboren met assistentie van de doopsgezinde arts en verloskundige Jakob van Geuns uit Groningen, die 's avonds in de vrieskou via De Punt naar Eelde is gereisd om vandaar naar de Peizerhorst te gaan en de volgende ochtend op tijd terug is in Groningen, zoals beeldend wordt verteld in het boek "Meniste Vrijage" van Isabella van Eeghen (p. 110) en nog iets uitgebreider door Harry Perton op zijn website.
Janna Lunsche overlijdt in 1813 op 86-jarige leeftijd. Zij is de laatste naamdraagster uit de tak Peizerhorst. Haar schoonzoon Geert Jans Rabbens is in 1832 eigenaar van het huis.
In 1693 woont Abel Lunsche in een kamer van het huis en is er een meier, waarvan de naam niet wordt vermeld. Ook daarna zijn er vaak meiers voor het boerderijgedeelte, tussen 1742 en 1815 en mogelijk langer zelfs uit dezelfde familie.
In het Haardstedenregister van 1742 wordt Lambert Geerts vermeld, in het Register van Nieuwe Huizen als meier van het kind van Jan Lunsche (Janna Lunsche), in het Haardstedenregister 1754 zijn weduwe. Dit is Hasine Luigis, waarmee Lambert Geerts in 1719 is getrouwd.
Van 1764-1784 wordt (zoon) Jan Lamberts vermeld, in 1794 zijn weduwe, in 1797 vermeld als Aaltien Hindriks, 64 jaar met de zoons Hindrik, Lucas en Jan Jans, die in 1812 de naam Horst aannemen.
Jan Lamberts trouwt in 1762 met Aaltien Hindriks. Behalve de in 1797 vermelde zoons is er nog zoon Lambert, die in 1791 vermoedelijk ongehuwd overlijdt en dochter Zina (ook Sijntje), die in 1796 trouwt met Jan Engberts, zoon van Jan Engberts en Lammegien Jans, zie 27 en dan weduwnaar van Anna Alberts, zie 5.
In 1807 is Janna Lunsche eigenares van het huis waarin Hindrik en Jan Jans wonen. Lucas Jans (Horst) woont dan in Eelde en is in 1805 in Groningen getrouwd met Bijfke Hindriks, eerder getrouwd met Arend Bolman.
Hindrik Jans Horst trouwt in 1809 in Peize met Grietien Geerts Koolman, geboren in Noordlaren als dochter van Geert Hindriks Koolman en Jaapkien Abels, maar opgegroeid in Paterswolde waar het gezin ging wonen op een boerderij behorend bij Lemferdinge, het zogenaamde Windgat. Grietien overlijdt enkele weken na de geboorte van haar tweede zoon, die zelf binnen 8 dagen overlijdt. De oudste zoon Geert woont later in Westervelde.
Jan Jans Horst trouwt in 1816 met Geesien Hindriks Boering, dochter van Hindrik Roelfs Boering en Albertien Alefs Schut en geboren in Bunne.
Bij de volkstelling van 1848 wordt geen aparte meier meer vermeld. Hindrik Jans Horst woont in 1850 met zijn nicht Zina, dochter van broer Jan in huis 67. Zij vertrekken in hetzelfde jaar naar Glimmen, waar Albertien Jans van der Horst dan trouwt met Derk Oddens en waar Hindrik Jans Horst in 1861 op bijna 90-jarige leeftijd overlijdt.
De boerderij op de Voorste Horst is tot ongeveer 1810 eigendom van de eigenaren van Ter Hansouw. In 1832 is Barteld Mensing eigenaar.
[Geert Struik...]
In 1742 wordt het huis bewoond door Allert Wichers en zijn zwager (schoonzoon), die tevens pander is. In het register van Nieuwe Huizen wordt hij vermeld als meier van Mevr. Nijsing en de Heren Ketel en Willinge, die ook eigenaren zijn van Ter Hansouw.
De zwager of schoonzoon van Allert Wichers is Albert Hindriks, die in 1727 is getrouwd met Annegien Alders. Albert Hindriks wordt in het Haardstedenregister van 1742 niet met naam vermeld, maar wel op deze plaats in 1754 en 1764. Hij is vermoedelijk een zoon van Hindrik Leffers en Grietje Stevens, die een aantal malen voorkomen in diaconierekeningen. In 1734 overlijdt de weduwe van Hindrik Leffers en betaalt Albert Hindriks voor het laken over zijn moeder.
Behalve dochter Annegien is er ook zoon Jan Allers die in 1734 trouwt met Jantien Hindriks en in 1738 met Annegien Ottens. Jan Allers heeft in 1742 de herberg van Allert Luinge in gebruik en overlijdt in 1745, zie 66. Annegien Ottens hertrouwt dan met Arend Kosters, zie 25 en 20.
Kinderen van Albert Hindriks en Annegien Alders zijn Hindrik Alberts Bakker, die in 1755 trouwt met Albertien Jans Freriks, zie verder bij 68, Aldert Alberts, die in 1756 trouwt met Egberdina Hindriks Boeringe, zie 1, Grietje Alberts, die in 1764 trouwt met Eite Roelofs, zie 118 en 95-97, Anna Alberts, die in 1772 trouwt met Jan Engberts, zie 27 en Steven Alberts (Bakker), die in dit huis blijft wonen.
In 1774 wordt Steven Alberts vermeld, in 1784 zijn weduwe. Steven Alberts is in 1768 getrouwd met Jantien Hindriks Buiringe, dochter van Hindrik Buiringe en Annechien Hindriks, zie bij 1. Bij het overlijden van Jantien in 1816 wordt haar echtgenoot Steven Alberts Bakker genoemd, vermoedelijk naar zijn broer, Hindrik Alberts Bakker.
Dochter Annechien Stevens trouwt in 1789 (ook afkondiging in Eelde) met Hendrik Jannes Smit, zoon van Jannes Hendriks Smit en Maria Franssen uit Eelde. Hun kinderen Jannes en Steven nemen de naam Meijer aan en wonen later in Norg.
In 1798 hertrouwt Annechien Stevens met Harm Jans Leffers uit Winde (ook afkondiging in Vries). Harm Jans Leffers woont bij overlijden in 1808 in Paterswolde. Annechien Stevens woont later in Donderen en overlijdt daar in 1831.
In 1800 verkoopt L. van Diepenbrugge zijn vierde part in twee erven, Ter Hansouw genaamd, aan mr. J. Willemsonn Kijmmell te Roden voor 5500 gld. Mr. P. Hofstede is de eigenaar van de wederhelft en mevrouw weduwe Willinge te Peize behoort het overige vierde deel. In het zelfde jaar verkopen mevrouw H.J. Rijpma, weduwe van schulte Willinge, P. Hofstede van Assen en J.W. Kijmmell van Roden verschillende landerijen die blijkbaar bij deze boerderij hebben behoord. Bij de kopers van de hooilanden zijn ook ingezetenen van Winde, Bunne en Donderen.
In de jaren 1794-1804 is de situatie niet erg duidelijk. Er zijn dan verschillende nieuwe bewoners in de huizen 3-8. Jan Buirema, voordien bewoner en eigenaar van huis 8 (Louwenhek aan de Brusselseweg) wordt in 1794 evenals eerder met 2 paarden vermeld, nu na weduwe Jan Lamberts, evenals voorheen met 3 paarden en dus waarschijnlijk nog wonend op de Middelste Horst. Na Jan Buirema worden in 1794 vermeld Jan Lamberts en Jan Jans Coobs. De laatste kan dan al op de Peizerpol wonen, zie 7. Het is dus niet duidelijk of Jan Buirema inmiddels is verhuisd of dat hij nog in zijn oude huis woont.
In 1807 is Koop Jans vermoedelijk de bewoner. Als eigenaren worden dan vermeld de eigenaren van Ter Hansouwe en in 1812 wordt op nummer 5 vermeld Arend Jans Koops, die echter in 1832 een huis bezit aan de westkant van de weg naar Winde.
In 1832 is Barteld Mensing eigenaar van de Voorste Horst. Hij is een zoon van Harmannus Mensing en Hillechien Ebbinge, zie 106. Hij woont in 1813 nog in huis 69 en in 1825 in huis 153a.
In 1654 wordt een nieuw huis gebouwd bij het oude huis waar Reinder en Abel Lunsche eerst samen woonden. Reinder gaat dan in het nieuwe huis wonen, zie ook bij 3.
Zoals bij huis 3 vermeld, volgen de zoons Jan en Otto Lunsche hun vader op in 1691-1693.
Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 is het huis dat in 1654 eigendom van R. en A. Lunsche was, in 1742 eigendom van "Jan Lunsche vrouw van Steven Ebbinge" (Grietien Lunsche) met als meier Warner Remmelts, in 1745 is Gerrit Buirema de meier en is Warner (Warmolt) Remmelts verhuisd naar het huis van zijn schoonouders op 14, zie ook bij 63. In 1742 worden in het Haardstedenregister vermeld Steven Ebbinge als keuter, vermoedelijk huis 3 en Warner Remmelts met 3 paarden, vermoedelijk huis 6.
Bij de scheiding van tafel en bed tussen Grietien Lunsche en Steven Ebbinge in 1750, zie bij 3, worden de goederen gerechtelijk verkocht en zijn de kopers Gerrit Buirema en Marchien Ebbinge.
Gerrit Buirema is een zoon van Jasper Buirema en Jantien Gerrits, zie 8, zie ook bij 1. Marchien Ebbinge is vermoedelijk een zuster van Steven Ebbinge en van Jeichien Ebbinge, getrouwd met Roelof Lunsche, zie 118. Hun ouders zijn vermoedelijk Jacob Ebbinge en Marchien Schuiringe. Gerrit Buirema wordt in het Haardstedenregister vermeld in 1754. Hij wordt in 1764 vermeld in het noorden van Peize. Hij heeft dan geruild met zijn zwager Wilke Pieters getrouwd met zuster Jeichien Buirema, die dit huis eerder kochten. In 1773 worden mombers aangesteld over de minderjarige kinderen van Gerrit Buirema en Marchien Ebbinge, nadat ook de laatste is overleden. Er worden 8 kinderen vermeld met hun geboortedatum, waarvan de oudste twee gezien hun leeftijd meerderjarig zijn.
Van 1764 tot 1784 wordt Wilke Pieters vermeld, getrouwd met Jeichien Buirema, zuster van Gerrit Buirema.
In 1794 wordt Albert Hindriks vermeld, maar in tegenstelling tot eerder onmiddellijk na Janna Lunsche, dus voor haar eventuele meier. In 1797 is hij 47 jaar, gehuwd met 3 kinderen. Waarschijnlijk is hij Albert Hindriks Bakker, zoon van Hindrik Alberts Bakker en Jantien Harms Freriks en getrouwd met Jantien Wilkens, dochter van Wilke Pieters en Jeichien Buirema. Hij ruilt in 1804 waarschijnlijk met zijn zwager Frerik Wilkens, die in 1797 woonde bij Grietje Wolters, weduwe van Jan Buirema en dus zijn tante, zie 8.
In 1801 verkopen Pieter Wilkens van Groningen, Jan Wilkens van Euvelgunne onder Middelbert en Albert Hindriks nom. uxoris Jantien Wilkens van Peize aan hun broer Frerik Wilkens en vrouw Aaltien Harms hun mandelige ouderlijke plaats op de Peizerhorst voor 4100 gld.
In 1807 en 1812 wordt Frerik Wilkens vermeld na de vermoedelijke bewoner van de Voorste Horst, hoewel het waarschijnlijk lijkt dat hij in die jaren woont op de Middelste Horst (noord), waarvan hij zowel in 1807 als in 1832 eigenaar is. Uit het bevolkingsregister 1850-1863 is af te leiden dat het huis in deze periode wordt hernummerd van 6 naar 3, terwijl het zuidelijke huis nummer 4 behoudt.
Op de kadastrale kaart 1832 ligt De Pol aan de westkant van de weg naar Winde, zuidelijk van de weg naar Eelde (De Horst). Dit is blijkbaar een iets hoger gebied aan de rand van het veengebied ten zuiden van Peize. Vanaf 1797 en mogelijk al in 1794 woont hier Jan Jans Koops, in 1797 vermeld als tapper. In 1832 zijn er 8 huizen langs de weg naar Winde tot aan de Achteromweg, in 1850 hebben nummers 6 en 7 respectievelijk de subnummers a-c en a-q, dus in totaal zo'n 18 huizen tussen nummer 6 en 8, vermoedelijk allemaal gelegen ten zuiden van de Achteromweg.
In 1800 verkopen mevrouw H.J. Rijpma, weduwe van de schulte Willinge, P. Hofstede van Assen en J.W. Kijmmel van Roden verschillende landerijen die behoorden bij de Voorste Horst, waaronder aan Sjabbe Ates (Holt) een stuk land De Pol genaamd, grenzend ten oosten aan de weg en aan de andere zijden aan het veld voor 67 gld.
Jan Jans Koops is een zoon van Jan Koops en Hinderkien Hindriks Schuring (Schuurman) met een uitgebreid nageslacht, zie 61 en een kleinzoon van Koop Jans, kleermaker, die in 1797 een leeftijd heeft van 86 jaar en met zijn andere zoon Bareld Koops woont op nummer 108.
Jan Jans Koops is getrouwd met Albertien Reinders Kuiper, geboren in Roden. Na haar overlijden hertrouwt hij in 1832 met Geesje Jans Talens, weduwe van Jannes Lammerts Snijder.
In de grondschatting 1641 is sprake van Gese bij ’t Hek, later Gese Willems bij het hek. In de grondschatting van 1646 komt Willem Hendrix in plaats van Gese Willems. In 1654 in plaats van Willem Hendrix, Rijcke Geers, het huis aangekocht door Roelof Gerrits.
Rijcke Geerts wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1672. Roelof Gerrits is vermoedelijk de zoon van de Gerrit Roelofs op Ter Hansouwe in 1630-1654 en de vader van Gerrit Roelofs in 1691, zie 1. In 1690 wordt "Roelof bij Hecke" begraven.
Het Haardstedenregister 1691-1695 vermeldt Hindrik Roelofs met 3 paarden. Deze zou een zoon kunnen zijn van Roelof Gerrits.
In 1742 wordt het huis bewoond door Jasper Buirema, die in het register van Nieuwe Huizen wordt vermeld als opvolger van de eerdere Willem Hendriks van 1654. Jasper Buirema is getrouwd met Jantien Gerrits, dochter van Gerrit Roelofs en Jeichien Ebbinge,
Zij hebben als kinderen Jeichien en Gerrit Buirema, zie 6 en Jan en Harm Buirema, die blijkens een verzoek aan de Etstoel in 1763 hun innocente broer (Roelof) uitkopen. De ouders zijn dan al overleden. Jasper Buirema is hertrouwd met Geesien Heins met de kinderen Heine en Jasper, waarover ook mombers zijn aangesteld nadat zowel Jasper als Geesien zijn overleden. Er zijn momberrekeningen bewaard vanaf 1770. Hierin is ook sprake van het overlijden van halfbroer Roelof. Harm Buirema trouwt in 1755 in Hoogkerk met Annegien Jacobs. Zij wonen aan de Drentse Laan bij Groningen (Peizerweg).
Zoon Jan Buirema trouwt in 1762 met Grietje Wolters, dochter van Roelof Wolters en Marchien Willems, zie 139. Jan Buirema wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1764-1794, in 1797 (Gewapende Burgermacht) zijn weduwe Grietje Wolters met Frerik Wilkens, zoon van Wilke Pieters en Jeichien Buirema, zie 6.
In 1804 en 1807 wordt Hindrik Alberts (Bakker) vermeld, daarvoor in huis 6 en dus geruild met Frerik Wilkens. Hij is getrouwd met Jantien Wilkens, zuster van Frerik Wilkens. In 1807 wordt Grietje Wolters vermeld als eigenares. Zij woont in 1807 als rentenierse in huis 82, gelegen naast de kerk in Peize en overlijdt kinderloos in 1808. In de memorie van Successie worden haar vele erfgenamen genoemd, behalve twee broers de kinderen van haar broers en zusters. Bij de bezittingen is 3/5 deel van een huis op Louwenhek, nummer 7 volgens de nummering van 1807, waarvan de aangifte later wordt doorgestreept, mogelijk omdat de erfgenamen van Jan Buirema erven.
In 1812 woont Jan Ebbinge Fzoon, zoon van Frederikus Ebbinge en Margaretha Lubbers op nummer 8, met als woonplaatsomschrijving Louwenhek. Hij is in 1832 eigenaar van het huis, dat ook op de kadasterkaart de omschrijving Louwenhek heeft.
Het gaat hier dus steeds om het huis dat in 1641 bij het hek ligt, vermoedelijk een hek om de es te bereiken of een hek dat de weg van Peize naar Winde afsluit voor zover deze langs de es is gelegen.
Volgende